Ik hou van Rik Torfs. Ik hou van de eenvoud waarmee hij over complexiteit spreekt. Van zijn eenduidige paradoxen. Van zijn religiositeit-zonder-uitleg, omdat het kan. En – als het even mag – omdat dat werkt voor hem, dus waarom niet? Ook vermoed ik, vanuit een rebellie tegen wat hij het huidige wetenschapsfundamentalisme noemt: “een maatschappelijk probleem in Vlaanderen is dat mensen maar in twee dingen geloven: in de wetenschap en in zichzelf.”
En hoever heeft ons dat gebracht, bedenk ik terwijl ik tijdens de middagpauze van koffie en dit soort lekkers smul? Nooit eerder waren we zo veilig, en nooit eerder voelden we ons zo bang. Nooit eerder waren we zo vrijgevochten, en nooit eerder zo verslaafd/ be-slaafd: aan ons werk dat heel ons leven, ons doen en laten overheerst: steeds vaker lijkt leven een bijberoep te zijn geworden. Verslaafd ook, aan een scheefgetrokken ideaalbeeld. Aan het eindeloze oppoetsen van ons heldenpantser.
Als je in jezelf vertrouwt heb je alle redenen om bang te zijn,” zou A Course in Miracles ons zeggen. Godslaster – excuseer het woord – in tijden van maakbaarheid en motivationele speeches die ons vertellen vooral wel in onszelf te vertrouwen. Op basis waarvan, vraag ik me af? Op basis van het prikje miniatuurkennis dat we bezitten? Op basis van onze principes en overtuigingen – die vorige week misschien nog anders waren? Op basis van onze Dromen en Passies? Op basis van hoezeer we door anderen bevestigd worden op sociale media?
Als je in jezelf vertrouwt heb je alle redenen om bang te zijn. En angst doet rare dingen met een mens. Dus staan we met zijn allen eindeloos in de file naar een werk waarvan de meeste de zin niet inzien en hongeren we ons uit onder in de naam van gezondheid. Maar we geloven in onszelf, en in onze wetenschap. En dat is toch al dat.
“Wat weten wij? Bijzonder weinig. Astrofysici weten dat. Wetenschap overleeft bij gratie van systematisering en reductie. Maar als je de werkelijkheid reduceert tot de wetenschap, zie je de volheid van het bestaan niet meer,” zegt Torfs.
Dat zit wat oncomfortabel. Die waarheid. Zoals elke waarheid dat doet, als we haar voor het eerst ontmoeten. Een beetje zoals een te knappe vrouw die ons leven binnenstapt. We durven er niet te lang naar kijken. We worden er oncomfortabel van, licht geïrriteerd zelfs. Waarschijnlijk nog het meest omdat we dat niet ‘horen’ te zijn, want schoonheid, zoals waarheid; zijn dat geen zaken die we met zijn allen hoog in het vaandel dragen?
Als leven ons bijberoep is geworden, dan is doen alsof we leven ons hoofdberoep.